Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7323

Datum uitspraak2007-11-07
Datum gepubliceerd2007-11-07
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702677/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 12 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk (hierna: het college) aan Modulus Projectontwikkeling B.V. (hierna: Modulus) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het wijzigen van de gevels en het intern veranderen van de voormalige bibliotheek op het perceel Dr. H.J. Colijnlaan 343 te Rijswijk (hierna: het perceel) ter vestiging van een sportschool aldaar.


Uitspraak

200702677/1. Datum uitspraak:7 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], en haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te [woonplaats], appellanten, tegen de uitspraak in de zaken nos. 06/1852 en 06/3167 van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 maart 2007 in het geding tussen: 1.    de besloten vennootschap "Sports Unlimited Rijswijk B.V.", gevestigd te Rijswijk, en 2.    appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. 1.    Procesverloop Bij besluit van 12 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk (hierna: het college) aan Modulus Projectontwikkeling B.V. (hierna: Modulus) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het wijzigen van de gevels en het intern veranderen van de voormalige bibliotheek op het perceel Dr. H.J. Colijnlaan 343 te Rijswijk (hierna: het perceel) ter vestiging van een sportschool aldaar. Bij besluit van 21 februari 2006 heeft het college, voor zover hier van belang, het door appellanten tegen het besluit van 12 april 2005 gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, dit besluit herroepen en Modulus een gewijzigde vrijstelling en bouwvergunning verleend. Bij uitspraak van 1 maart 2007, verzonden op 5 maart 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) de door Sports Unlimited Rijswijk B.V. en appellanten daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 16 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 15 mei 2007. Deze brieven zijn aangehecht. Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. Bij brief van 28 juni 2007 heeft het college van antwoord gediend. Bij brief van 2 juli 2007 heeft Modulus, die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend. Voor afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van het college. Dit is aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door G.H. Groeneveld, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Modulus, vertegenwoordigd door mr. B.E. Boertje, advocaat te Den Haag, vergezeld door [projectmanager] bij Modulus, gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het bouwplan voorziet in het vervangen van de bestaande gevelbekleding en het intern verbouwen van een voormalig bibliotheekgebouw tot fitnessruimte. 2.2.    Het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 21 februari 2006 in stand blijven. 2.3.    Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat in deze zaak een advies van het Regionaal Economisch Overleg (hierna: REO) niet noodzakelijk was voor het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO). Daartoe voeren zij aan dat, indien een dergelijk advies niet is uitgebracht, het bouwplan niet valt in de door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: college van gedeputeerde staten) op de voet van artikel 19, lid 2, van de WRO aangewezen categorie van gevallen. 2.3.1.    Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist.    Bij de aanwijzing van categorieën van gevallen als hier bedoeld - door dit college aangeduid als een bijzondere verklaring van geen bezwaar - heeft het college van gedeputeerde staten onder meer als categorie aangewezen het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en het omzetten van bestaande functies in functies ten behoeve van voorzieningen van educatieve, medische, recreatieve, sociaal-maatschappelijke en levensbeschouwelijke aard (scholen, sportvoorzieningen, horeca, gezondheidscentra, kerken en dergelijke). Daarbij heeft het college van gedeputeerde staten vermeld dat bij nieuwe voorzieningen regionale afstemming nodig is en dat geen structurele aantasting van het voorzieningenniveau elders mag optreden. Voorts is aan de aanwijzing de volgende voorwaarde verbonden: Detailhandels- of vrijetijdsvoorzieningen van meer dan 1.000 m² mogen slechts worden gerealiseerd indien sprake is van een positief advies van het REO. 2.3.2.    Niet in geschil is dat het REO geen advies over het bouwplan heeft uitgebracht. Derhalve is niet voldaan aan de ter zake van voormelde categorie door het college van gedeputeerde staten gestelde voorwaarde. Daaruit volgt dat het bouwplan niet onder die categorie valt.    Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, maken de omstandigheden dat aannemelijk is dat de afdeling Economische Zaken van de provincie Zuid-Holland de economische aspecten van het bouwplan in het bijzonder in de regionale context heeft beoordeeld en dat het college van gedeputeerde staten op 29 november 2005 een zogenoemde specifieke verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven voor het bouwplan niet dat een positief advies van het REO niet meer noodzakelijk was. Het in hoger beroep door het college overgelegde positieve advies van het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden van 11 juli 2007 is niet als een dergelijk advies te beschouwen. 2.3.3.    Aangezien, gelet op het vorenstaande, het bouwplan niet valt in een door het college van gedeputeerde staten aangegeven categorie van gevallen, was niet voldaan aan de voorwaarden om met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling te verlenen. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 21 februari 2006 in stand blijven. 2.4.    Aan een bespreking van de overige gronden van het hoger beroep wordt niet toegekomen. 2.5.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 21 februari 2006 in stand blijven. 2.6.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 maart 2007 in de zaken nos. 06/1852 en 06/3167, voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 21 februari 2006 in stand blijven; III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Rijswijk aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; IV.    gelast dat de gemeente Rijswijk aan appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. G.J. van Muijen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat. w.g. Slump     w.g. Klein Nulent Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2007 17-499.